

Zuid Laos (met een beetje Cambodja)
Posted by frankenuti in Reisverhalen, tags: 4000, Angkor Wat, Cambodja, Islands, Kanchanaburi, Kong Lor, Laos, Plain of Jars, SIem Raep, Wat PhuDeze blogdate is een vervolg op het verhaal van Uti over Noord-Laos, niet op de vorige post over Thailand. Waar waren we dan ook alweer gebleven? O ja, in Luang Prabang (in Laos dus)!
Na vijf dagen chillen in Luang Prabang, waren we wel weer eens toe aan een nieuw avontuur. We besloten om naar de “Plain of Jars” te gaan, een hoogvlakte ten oosten van Luang Prabang. Het grootste avontuur was eigenlijk de busreis ernaartoe: 12 uur in een gammele bus slingeren door de bergen bestuurd door de zoon van de eigenlijke chauffeur. Op de “Plain of Jars” bevonden zich mysterieuze stenen potten uit de oertijd, die waarschhijnlijk dienden als graven. Erg indrukwekkend, zeker voor Uti, die een uitgesproken voorliefde voor ruïnes en andere archeologische opgravingen heeft. Op de weg naar de potten toe moesten we netjes tussen de witte markering blijven: Daarbuiten liggen talloze ongeëxplodeerde bommen uit de Vietnamoorlog (de CIA gooide jaren lang elke 10 minuten een klusterbom in het gebied). “Keep off the grass” dus!
Na de “Plain of Jars” zijn we via Vang Vieng en Vientiane naar het zuiden getrokken. Aan deze steden zullen we geen aandacht besteden, omdat we er weinig hebben beleefd. Nee, we hebben niet “getubed” in Vang Vieng (in een autoband de rivier afroetsjen, lees: jezelf helemaal lens zuipen), want het regende en de rivier was vies en we hadden geen zin. Ons hoofddoel in het zuiden was om een grot te bezoeken (Kong Lor genaamd), die berucht is vanwege zijn gigantische afmetingen en duistere karakter. We hadden verwacht dat we de grot te voet zouden verkennen, maar in plaats daarvan gingen we met een gammel bootje over een snelstromende rivier de grot in. De grot was bijzonder angstaanjagend, het was pikkedonker en de krachtige lantaarns konden nog net het hoge plafond belichten. Na een uur varen kwamen we bij de uitgang: Eindelijk zonlicht! En we schudden alle denkbeeldige griezels van ons af. Na een korte pauze, moesten we weer terug: dezelfde route door de grot. Het was de moeite waard geweest, Kong Lor was misschien wel het hoogtepunt van Laos. Alhoewel er naast de grot in het dorp zelf niks te doen was, was het uitzicht op de imposante cliffs links en rechts van het guesthouse zo adembenemd dat je ook verder niks nodig had dan een spannend boek en super lieve, gastvrije Laotianen die de heerlijkste maaltijden serveerden voor een goede prijs.
Na Ban Kong Lor reisden we door naar Champasak, waar de ruines te vinden waren van Wat Phou, daterend uit de Kmer tijd. Op onze gehuurde fietsjes fietstsen we door de vele dorpjes en langs de rijstvelden, met onze poncho’s aan, want het regende pijpenstelen. Het echte Holland gevoel dus. De ruines waren gelegen op een heuvel en toen het weer even opklaarden, was het uitzicht was prachtig. Weer beleefde Uti een archeologisch hoogtepunt, terwijl Frank gapend achter haar aan sjokte.
Onze laatste stop in Laos waren de 4000 islands in het gedeelte van de Mekong rivier waar hij het breedst is. Vanuit het regenachtige Champasak reden we een stuk met de bus en staken we met een boot de Mekong over, op naar Don Det, het toeristen eiland. We verwachtten een soort 2e Vang Vieng met zuipende toeristen, maar het eiland was eigenlijk heerlijk rustig. Primitief, dat wel, want het had nog maar 1 jaar electriciteit. Ook op Don Det huurden we fietsjes en fietsten we over het kleine eilandje op de modderige zandpaden. Ook huurden we een bootje om de Irriwaddy dolfijn net over de grens bij Cambodja te spotten. De dolfijnen waren er in grote getalen en we hebben mooie foto’s en videobeelden gemaakt. Tegen de stroming in terugvaren vond het bootje niet zo leuk en zo duurde de terugtocht langer en konden wij nog even van de Mekong genieten. Het was regenseizoen en het water stond zo hoog, dat alleen de toppen van de bomen boven het water uitstaken.
Laos is, kort samengevat, een lange en moeizame busreis. Eén dag bevind je je ergens op een prachtige plek ergens in het land, de volgende dag zit je opgepropt in de bus, zittend op reistzakken de laotiaanse knallende karaoke ballads negerend. Aan de andere kant is dat natuurlijk ook het avontuur wat je later thuis mooie verhalen zal bezorgen. Toch waren we de lange busreizen behoorlijk zat toen we Laos verlieten en we waren blij dat we naar Cambodja konden.
Vanuit de 4000 islands maakten we een lange busreis over de grens naar Siem Reap in Cambodja. Dicht bij dit stadje bevinden zich de beroemde Angkor Wat tempels uit de oude Kmer periode. Eigenlijk is het een gigantische verzameling van een heleboel tempels verspreid over een groot gebied en Angkor Wat is daar een van de grootste van. Weer huurden we fietsjes bij een super lief Cambodiaans meisje en we kochten een 3-dagen ticket voor de tempels. Aldaar kon Uti geen genoeg krijgen van de prachtige fresco’s en nam uitgebreid haar tijd elke passage in het verhaal dat de fresco’s uitbeeldden te fotograferen. Dag 2 deden we per tuk tuk en bezochten we de verder gelegen tempels die minder makkelijk met de fiets te bereiken waren. Je verwacht dat je na 1 hele dag tempels er genoeg van hebt, maar eigenlijk wil je na die eerste dag alleen nog maar meer zien. Alhoewel onze voeten na 2 dagen tempeltrappen lopen toch even aan wat rust toe waren en dat kregen ze in het zwembad van ons hotel. Heerlijk de hele dag gezwommen en aan het zwembad gelegen. De derde dag Angkor Wat is er nooit van gekomen, want het regende weer eens pijpenstelen.
Onze tijd voor Cambodja zat er na Siem Reap helaas weer op. We moesten terug naar Bangkok om een visum voor Indonesie aan te vragen. Bangkok was 2 maanden later bijna aan het einde van zijn hoogseizoen en de toeristische straten lagen er maar verlaten bij. We brachten onze aanvraagformulieren naar de Indonesische ambassade en maakten een klein uitstapje naar Kanchanaburi. Deze stad staat bekend om zijn ‘Bridge over the river Kwai’, waar ook een film van is gemaakt. In een klein, informatief en interactief museum werd het verhaal verteld hoe 70 jaar geleden vele Europese oorlogsgevangen maar ook vele Aziaten door de Japanners en Koreanen werden ingezet om een spoorlijn te bouwen van Thailand naar Myanmar. Er zijn hierbij erg veel mensen omgekomen en het was best ingrijpend de verhalen te lezen en de foto’s te zien. Na het museum bezochten we de brug zelf, wederom met een fiets, wat nu een toeristische attractie is geworden waar je met een lullig gekleurd locomotiefje de brug over kon rijden.
Verder bezochten we in daar de Erawan Waterfalls, wat een behoorlijk leuk avontuur is, omdat de waterval 7 levels kent. Je moet steeds weer een paar 100 meter verder lopen om het volgende level te zien. Bij elke waterval kon je zwemmen in de lagoon ervoor, waar kleine maar ook grote vissen aan je voeten sabbelden zodra je er en voet inzette. Huuhh scary!! Terug in Bangkok haalden we ons 60-dagen Indonesie visum op, kochten we nog vele boeken in en vertrokken we met het vliegtuig naar Bali.
Beperkt aantal foto’s ivm volraken van de website.